Zo zacht als je er met de hand overheen strijkt. Zo kleurig die twee tinten groen met het grijs, kunstzinnig in stroken verwerkt in het kaft. Die prikkeling van het tot suède bewerkte leer in je neus. De aanblik van dat crèmekleurig binnenste, zo vol onbeschreven bladen. De knabbelende knisperende klank van de lichtrode op zijdepapier gelijkende verpakking maakte deze koop af.
Het was al jaren terug in een atelier in Frankrijk, waar de kunstenaar zijn van leer gemaakte tassen en andere voorwerpen verkocht. Daar hield ik dit mooie schrijfboek in mijn handen. Ik vind het terug in de verhuisdoos vol met schriften en notitieboekjes. Allemaal getuigen van kleine daden tot schrijverschap, van de droom tot eindeloos spelen met letters op papier.
Mijmerend met het boek in mijn handen, hoor ik hoe mijn vader Guido Gezelle voordraagt. Beeldend over de schrijverkens. Druk zijn ze in de weer. Elk aan het dunne lijf gelijkend vier slofjes, die scherend over het water, daaraan de woorden afgeven van een niet zichtbaar verhaal. Dansend samen, zeven schrijverkens, komt de schepping verder en wordt tot een niet gehoord betoog. Wij die er naar kijken mogen raden wat er geschreven staat. Ging mijn schrijven maar zo speels als die dansende gevleugelden op het water.
Mijn blad blijft onbeschreven. De letters aarzelen, er komt niets. Is dit een writer’s block of gewoon onvermogen? Te weinig ‘oefening baart kunst’, omdat discipline in dit vak ontbreekt? Wil ik wel schrijver zijn van beroep? Moet het niet gewoon een prettige manier zijn om je kleine lief en leed van je af te schrijven? Het genre van de dagboeken of gewoon als de vol gekliederde en beplakte agenda’s uit de tijd toen ik school ging. Hartsgeheimen, filosofische slogans en verhalend dwepen met de kevers of rollende stenen, dat alles kunstzinnig verwerkt in je dagelijkse werkboek dat je meesleepte in de veel te zware boekentas. Kunst, de meesters en juffen van toen een doorn in het oog.
Kunst, nu tentoongesteld in vitrines van het museum, als een ode aan de tijd van de bloemenkinderen. Een tijdsbeeld illustrerend van ontworsteling, roep om vrijheid. Verlangen naar bevrijding van het dagelijks leven dat je leeft. Een ongestild verlangen dat wordt toevertrouwd aan het papier. Waarvoor je mooie boekjes koopt, als opstap naar het schrijverschap.
In de doos uit het ouderlijk huis zit een stapel boekjes A6-formaat met harde gemarmerde kaften, afwisselend dik of dun. Twee zijn half volgeschreven. Ik herken het jeugdige, toen al nauwelijks leesbare, handschrift van mijn vader.
15 Juni 1941 Zondag. Schreef ik donderdagavond over het tot stand brengen van iets groots. Het zal mij in eigen kracht niet gelukken. Want ik ben een verhard zondaar onbekwaam tot enig goed, waar ook deze verzondigde middag weer een klaar bewijs van is geweest …
11 Januari 1943 …. 22 jaar ben ik nu, maar wat ben ik nu eigenlijk Wat heb ik bereikt? Ik loop hier bij mijn vader op het bedrijf, met tegenzin ja, maar waar heb ik dan wil zin in? … Radio? Ook eigenlijk niet zoo zeer. Neen, belangstelling heb ik voor letterkunde bestudering. Het boek over de romankunst heeft duizend levens, ligt half uitgelezen in mijn wanordelijke beokenkast! Toch dit is zeker: belangstelling heb ik voor letterkunde. Ja, zelfs meen ik wel dichter te zijn! Schrik niet! Ja toch heb ik verzen gemaakt en ik meen toch echte verzen.
In de nog onuitgepakte doos na mijn verhuizing, vind ik mijn eigen verzameling notitieboekjes, schriften met harde en zachte kaft en in allerlei formaat. Ik schrik. ‘Mooie boekjes, dat heb ik gemeen met mijn vader’. In dat met de rode rug en hoeken waartussen het zwart, tref ik al bladerend gedichten, onafgewerkte stukjes proza en dagboekfragmenten. Ook verzuchtingen. Weerklanken van wanhoop en verlangens.
21 oktober 1999 Schrijver en schrijfster zijn: kan dat een levensdoel zijn? Een bestaansgrond en een levensstijl? Kan je er van leven?
Het heerlijke gevoel alleen te werken en alleen de worsteling met woorden en zin. Géén complexe klussen meer uitvoeren, wat alleen neerkomt op het gevangen te zijn in de lianen van zingeving van mensen in dat geheel. Het blindeman zijn en denken dat je ziet. Tegelijkertijd nog erger niet de zintuigen hebben die de blindeman wèl heeft ontwikkeld, waardoor die echt ziet. …
Verder terug in de tijd bladerend in het schrijft met roze harde kaft, vind ik mijn aanzet tot dichterschap.
14 maart 1994
Smetteloos wit
Alleen de lijntjes
alles daarbuiten, daar omheen
niet gekreukt
de geur
het beeld
van onschuld
onervaren
nog niet bevuild
door net het verkeerde
dat iets te veel het overvolle
blanco blad
je blijft aan me trekken
de regels gaan zich vullen
jammer
en toch onweerstaanbaar
het blije gevoel
van een nieuw begin.
Ik mijmer over het schrijven op de computer, wat ik tijdens mijn opleiding en werk steeds makkelijker en vlotter ben gaan doen. Dit waren adviezen, plannen en rapporten voor een klant. Een schrijven dat me ook steeds beter af ging. Ik kan een ‘verhaal verkopen’. Bijvoorbeeld een niet zo gelukt project toch mooi weergeven in resultaten voor een subsidiegever. Ideeën van een persoon of groep weet ik goed op papier te krijgen. Afhankelijk van het beoogde doel wordt dat een samenvattende weergave of een diplomatiek verhaal.
Schrijven op het witte Word-blad is zo anders dan op papier. Doorstrepen is niet meer nodig, je delete gewoon een zinnetje. Woorden vallen sneller over elkaar en vinden met deleten en typen een nieuwe plek op het beeldscherm.
Schrijven met enkel de ambitie om te schrijven, begint niet op het scherm maar op een heus blanco blad. Dan is er weer de aarzeling, het verlangen, het wachten op de juiste zin. Daarbij hoort het ritselen van de lege of half volgeschreven bladzijden, de geur van papier en de aanraking van het schrift.
Benieuwd wanneer ik weer op een volgende plek kom, waar een ambachtsman of -vrouw zich helemaal heeft gewijd aan het maken van een fraai kaft om al dan niet zelf geschept papier. Dan kan dat mooie product een volgende uitdaging zijn voor een nieuwe schepping van te lezen woorden.